Op naar Aotearoa
Normaal zit ik ‘s nachts urenlang sterren te kijken. Nu schittert er iets anders in de lucht. Onweer. De telefoons, Iridium en marifoon liggen al in de oven (kooi van Faraday) en ik ga naar buiten om de motor aan te zetten. Als de bliksem inslaat, kunnen we dan in ieder geval de motor en communicatieapparatuur nog gebruiken. De zoute korst die na elke golf op het dek achterblijft, plakt aan m’n handen waar ik de boot vastgrijp. De windmeter, bovenop het topje van de mast, laat zien dat er veel elektriciteit in de lucht zit, want de meter slaat uit naar 99 knopen… het waait wel hard, maar zo erg is het nou ook weer niet. Ik reef de genua nog verder. Druipend kom ik naar binnen; Björn is inmiddels ook wakker. Samen kijken we vanuit de stuurhut door de raampjes naar het geflits. Dwars tegen de windrichting in trekt het onweer recht over de boot heen. Er zit nog maar een paar tellen tussen bliksem en donder. En dan is het ineens voorbij. Gewoon verder gedreven, we zien de flitsen steeds verder weg. Ik ga naar bed, Björn neemt de wacht over en Sirena vaart gewoon geroutineerd door.
De volgende dag is het de mooiste zeildag van de hele tocht. Stralende zon, verkoelende wind, en zelfs de golven zijn niet al te hoog vandaag. Björn en ik zitten samen buiten aan de lage kant, onze benen in elkaar gepuzzeld omdat het anders niet past, een kopje thee in de hand. De hele oversteek van Fiji naar Nieuw Zeeland stond in het teken van dit wisselvallige weer. Felle buien, heerlijk zeilweer en zelfs windstiltes wisselden elkaar vrolijk af. Alleen de golven zijn redelijk constant vrij hoog geweest, wat regelmatig een flinke klets in de kuip (en soms over ons heen) opleverde. Anders dan onze meeste andere tochten over de oceaan komt de wind niet schuin van achteren maar schuin van voren. De boot ligt daardoor flink scheef en elke 8 seconden door een golf nog een stuk schever. Dat is makkelijker met thee en andere dingen die je even neer wil zetten: je zet ze gewoon even aan de lage kant tegen een wand. En daar kan je je lijf ook het beste parkeren. Maar zodra je iets moet doen, zoals eten koken, is het flink schrap zetten om overeind te blijven. Af en toe komt een golf net onder een andere hoek in, en als zo’n golf met z’n volle kracht tegen de romp slaat klinkt het net of je geramd wordt door een bulldozer.
Al die onstuimigheid maakte de bemanning een stuk minder ontspannen dan normaal, niet geholpen door de wetenschap dat er bij aankomst in Nieuw Zeeland als kers op de taart een vervelend lagedrukgebied op ons ligt te wachten met vlagen tot 40 knopen. Hoewel we altijd zeggen dat Sirena gebouwd is als een tank, zijn wij diep van binnen toch mooiweerzeilers en bij elke te harde vlaag of te hoge golf spookten de rampscenario’s door ons hoofd; wat als er een stag knapt, wat als het zeil scheurt… We hadden het tuig voor vertrek goed nagekeken, maar er kan altijd iets gebeuren en achteraf hoorden we dat een andere boot die op hetzelfde moment overstak is ontmast is een front. Gelukkig is het enige dat bij ons onderweg kapot ging het contact van de motor geweest. Zeker niet fijn, want je wil in geval van nood de motor snel kunnen starten. Maar toen we gewapend met striptang en krimptang onder 30 graden helling met z’n tweeën de elektra gerepareerd hadden, voelden we ons even onoverwinnelijk. We hebben dan ook ondanks de spanning óók erg genoten van deze laatste lange oversteek met Sirena. We hebben gemiddeld genomen nog nooit zo snel gevaren en hebben niet alleen gesmuld van het keihard aan de wind varen met alle zeilen omhoog, maar ook van het in zeilpak in de regen staan; een bijna nostalgisch gevoel. Sowieso geldt: hoe zuidelijker we komen, hoe meer het als thuis voelt, want het gaat van warm naar fris naar koud in deze 9 dagen op zee. Halverwege ging de joggingbroek al aan en tegen het eind hebben we voor het eerst in twee jaar sokken aan.
De maaltijden onderweg staan in het teken van alles opmaken wat niet ingevoerd mag worden in Nieuw Zeeland. Het heeft lang geduurd voordat ik de Nieuw Zeelandse biosecurity-regels begreep, maar eigenlijk is het simpel: groente, fruit en andere planten mogen het land niet in als ze vers zijn of kunnen ontspruiten. Vlees is geen probleem, als het maar geen varken is. Ei mag alleen als het uit Nieuw Zeeland komt. Noten alleen als ze gedopt zijn. En als je honing invoert, ga je de gevangenis in. Zijn er nog vragen? Dus de laatste bonen gingen op in bonensalade, catchupa en hummus. De pompoen werd pompoensoep, de honing ging in een cake, de Franse paté ging op brood. En van de witte kool maakte ik voor vertrek nog snel even zuurkool; want ingemaakt mag wel. De groentenetten bungelen nu leeg boven de tafel, een treurig gezicht. Misschien moeten we ze maar vullen met de schijnbaar bodemloze voorraad tomaat-in-blik.
De laatste dag maken we ons klaar voor de moeder aller stormen, al is het lagedrukgebied volgens de voorspellingen al iets afgezwakt. Terwijl we de genua nog verder dichtreven zien we ineens een paar doorzichtige flubbertjes boven water uitsteken. Het blijken de ‘zeiltjes’ van Portugese oorlogsschepen, kwalachtige schepsels die wind gebruiken om vooruit te komen. En alsof dat niet genoeg cool zeilleven is, komt even later een kudde dolfijnen onze moraal opvijzelen door wel een half uur lang in onze boeggolf te spelen. Een goed voorteken, lijkt me. We krijgen die nacht uiteindelijk twee fronten over. De eerste is heel fel, maar geen voltreffer. Het bliksemt flink en er valt in 20 seconden net zoveel regen als we in het hele afgelopen jaar hebben gezien, maar daarna is het op wat windstoten na eigenlijk al voorbij. Het front heeft ons gelukkig alleen geschampt. Het tweede front is wel een voltreffer. Het is inmiddels donker buiten, maar op de radar zien we hem aankomen, een lange streep van boze donderwolken die precies over ons heen zal trekken. Bij elke omwenteling die de radar maakt, zien we de bui dichterbij komen en de bliksemflitsen knetteren om ons heen. We houden onze adem in. Maar als de vlek op de radar recht boven ons is, gebeurt er niets spannends en een paar tellen later is hij ons al gepasseerd. Het waaide hooguit 35 knopen en het heeft niet eens geregend. Opgelucht duik ik nog snel nog even twee uurtjes in bed en als ik opsta om de laatste mijlen de Bay of Islands in te sturen zijn boven ons weer de vertrouwde sterrenbeelden te zien en waait het nauwelijks. Als ik m’n hoofd uit het luik steek ruik ik land: een heerlijke mengelmoes van bos en gras en ander groen. We zijn er, ‘het Land van de Lange Witte Wolk’, Nieuw Zeeland!