Los Monjes del Sur

De al harde wind trok steeds verder aan terwijl we op een groepje rotsen midden op zee afstoven. Los Monjes del Sur, een eiland bestaande uit twee granieten rotsen met een golfbreker ertussen. Er is nauwelijks vegetatie, alleen maar kale rots en wat visarenden. En vijf mannen van de Venezolaanse kustwacht.

 

Omdat er maar weinig zeilboten stoppen op Los Monjes del Sur (wij bleken de zesde dit jaar), wisten we niet wat we moesten verwachten. Het is overal gebruikelijk om via marifoon toestemming te vragen voor je ergens aanmeert, en bij een kustwachtstation wil je natuurlijk helemaal zeker weten dat je welkom bent. We hadden op zich gehoord dat de mannen het goed vinden als er boten langskomen, maar toen het niet lukte om contact te krijgen vonden we het toch best spannend (kapot bleek later, net als de back-up marifoon). Moesten we gewoon maar op goed geluk aanleggen en hopen dat het oké was? Toen hoorden we gefluit en zagen we een jongeman rennen om ons te komen helpen aanleggen. We waren welkom. De man wees naar de kade en stond klaar een landvast aan te pakken, maar het waaide nog steeds onnodig hard en de betonnen kade had betere tijden gekend, dus we legden liever vast aan De Lijn waarover we hadden gelezen. Een dikke lijn, gespannen tussen de twee rotsen, waaraan je de punt van je boot vast kunt knopen zodat je rustig in de eeuwige oostenwind dobbert. Maar eenmaal vastgeknoopt leek de lijn een stuk minder stevig dan gehoopt; hij was dunner dan onze landvasten en bestond uit verschillende aan elkaar geknoopte eindjes (later hoorden we dat de goede lijn het, net als de marifoons, recent had begeven). De man keek er net zo twijfelend naar als wij, dus toch maar langs de kade. Na drie pogingen in de ruige wind lukte het om af te meren. Met alle stootwillen aan één kant en acht rekkende lijnen naar de wal – met stukken tuinslang erom tegen het schavielen tegen de kade – lagen we eindelijk afgemeerd.

 

De jongeman zei dat ie ‘el jefe’ – de baas – ging halen om te vragen of we hier mochten blijven. Een net zo jonge man kwam even later met een gevolg van vier andere mannen melden dat hij hier el jefe was, maar dat de échte jefe in Venezuela was, dus dat ze die even moesten whatsappen voor toestemming. Dat kon even duren, want ze moesten naar het hoogste punt lopen voor bereik. Wij vonden het nu al leuk.

 

De baas vond het goed en het inklaren was een belevenis. Als je ooit van plan bent een oceaan over te steken en een zeewaardig schip wil, moet je eigenlijk éérst even bij de mannen van Los Monjes langs om te checken of je aan alles hebt gedacht. Alles wilden ze weten en zien; EHBO-koffer, noodstuurinstallatie, marifoonbewijs, vaarbewijs, navigatieapparatuur, vuurwerk, bijboot, wanneer de boot voor het laatst gekeurd was, hoeveel ankers/diesel/water/zwemvesten. De vloer ging open om de motor, watertanks en accu’s te controleren. En ook alle kastjes met voorraden kregen een grondige inspectie (nou ja…de helft dan, Sirena heeft zoveel verborgen vakken en kastjes, dat we ze maar in het ongewisse hebben gelaten). Aan de bloem werd even gesnuffeld of het niet toch stiekem cocaïne was en naar de voorverpakte tortilla’s werd met enige verbazing gekeken; blijkbaar maakt moeder die thuis vers.

 

Ondertussen beantwoordde ik buiten de vragen van hier-el-jefe, señor Robert. Twee maanden elke dag Duolingo wierpen hun vruchten af en communiceren in het Spaans ging verrassend soepel. En voor complexere vragen als ‘mag ik je EHBO-koffer inspecteren’ kwamen we met Hints een heel eind. Het was ons niet meteen duidelijk waarom er zoveel mannen kwamen voor een inklaringsprocedure, maar op zich zou ik ook komen kijken naar de actie, als ik een maand op een rots vast zat. Het werd dan ook steeds gezelliger aan boord, met eerst koffie en speculaas en niet veel later cerveza’s (niet voor ons; het was 10 uur ‘s ochtends, maar dat deerde de mannen niks). Één van de mannen vroeg midden in de procedure of we muziek hadden en vroeg naar “Guns y Rose”. Die hadden we niet gedownload maar Aerosmith bleek ook een schot in de roos. Terwijl wij de ene na de andere formaliteit afhandelden zat señor Ramirez lekker te chillen met ons bluetoothboxje op de kade. Toen alle formaliteiten waren afgehandeld, wandelde Robert met ons naar de vuurtoren boven op de rots, waar we het hele eiland konden overzien en op zijn wifi ook even een weerbericht konden binnenhalen. We spraken af ‘s middags samen te snorkelen met el jefe, die trots over z’n harpoen vertelde.

 

Het eiland wordt ééns per maand bevoorraad, en dan wisselt ook de ploeg. Aangezien ik zelf na een tijd op zo’n rots zou snakken naar verse groenten, gaven we ze een zak met twee enorme avocado’s van de Venezolaanse markt op Curaçao (zo groot als een bowlingbal!), en ook wat blikjes cola. Wat ze de hele dag doen werd ons niet echt duidelijk, behalve in hun vrije tijd voetballen en barracuda’s schieten met de harpoen. Er was ooit wel een patrouilleboot, maar de motor is kapot. Ze droegen ook geen uniform of wapens, hoewel die misschien best ergens waren. Maar het is natuurlijk een strategisch gelegen eiland vlakbij Colombia, dus in tijden van spanning met het buurland zal het hier iets minder gemoedelijk aan toe gaan.

 

Ook de harpoen bleek kapot, maar die was nog wel te repareren na een greep uit onze voorraaddoos met kleine lijntjes en touwtjes. Dat gebeurde mañana, dus voor vandaag stond alleen snorkelen op het programma. Misschien niet zo tropisch mooi en helder als in de rest van de Cariben, maar wel het meest bijzondere ‘zwembad’ waar we ooit gezwommen hebben, Uitgeput van het varen en de indrukken vielen we in slaap en de volgende dag was het ‘s middags al tijd om afscheid te nemen van de mannen. We gaven ze nog wat versgebakken cake, bananen en extra lijn en na veel muchas gracias señores gooiden we Sirena los. Ze zwaaiden ons na en wij zwaaiden uitgelaten terug, helemaal overdonderd door deze bijzondere ontmoeting.