Ia ora na!

Na de rust en vrijheid van de Tuamotus beleven we de Genootschapseilanden met een dubbel gevoel. Aan de ene kant doen we ons te goed aan de geneugten van Franse supermarkten en stokbroodjes steak-frites bij eetstalletjes aan de weg. Aan de andere kant is het een komen en gaan van jetski’s, toerbootjes en cruiseschepen. Maar als je niet middenin het feestgedruis gaat liggen is er genoeg rust en natuur te vinden en vriendelijke mensen zijn er sowieso volop. En de aantrekkingskracht voor toeristen – of die nu per vliegtuig, cruiseschip of zeilboot komen – is onmiskenbaar: sappige groene kliffen die qua schoonheid voor de Marquesas niet onderdoen, omringt door een rand van koraal waardoor je niet alleen op helderblauw maar ook compleet vlak water ligt. De prachtig geschilderde lokale kano’s (va’a) maken het idyllische plaatje compleet – mits je het gezoem van de jetski’s dus even wegdenkt. We sloegen Tahiti – met bijna 200.000 inwoners veruit het grootste Frans Polynesische eiland – over en bezochten Mo’orea, Huahine, Raiatea, Taha’a, Bora Bora en uiteindelijk Maupiha’a. Het meeste koraal dat we op de Genootschapseilanden zien is er slecht aan toe, bedekt onder een laag algen. Maar er zijn een paar verrassende plekken waar het dan ineens wemelt van het leven. We zien onder andere de mooiste vis met de matigste naam: de whitespotted boxfish. Hij heeft inderdaad witte stippen. Maar ook knal-oranje vlekken, een helderblauwe bovenkant en fel-paarse zijkanten. We zien mooie anemonen met her en der een clownfish. En we snorkelen op verschillende plekken tussen de mantaroggen en rifhaaien. We zijn nog steeds niet uitgesnorkeld.

 

Bij ons vertrek uit Mo’orea is het prijsschieten voor het Superjacht van de Dag. Er liggen er drie op een rij en het is voor de voorste bijna zielig dat de achterste er ligt, want het immense motorjacht met glijbaan-vanaf-het-dak en drijvend dinghydock met in dezelfde kleur meegespoten jetski’s, steekt schraal af bij het nog anderhalf keer grotere scherpe strijkijzer waar we zo de gym inkijken die de helft van de stuurboordkant beslaat. Maar ook dat jacht verbleekt bij de daarachter gelegen Andromeda, die niet alleen een helikopter op het dak heeft staan, maar ook een bijboot heeft ter grote van een respectabele Nederlandse motorkruiser, die op zijn beurt een eigen bijbootjes heeft. De Andromeda is bijna net zo groot als het cruiseschip dat ook in de baai ligt. Wij vinden het toch maar mooi dat we met onze momenteel ietwat roestige schuit op dezelfde plekken kunnen komen als zij. Als we de pas tussen het koraal door uitvaren en koersen op Huahine komt er een groot cadeau: een stuk of vijf bultruggen zwemmen een eindje met ons mee.

 

Bora Bora heet het summum van resort-toerisme voor welgestelde honeymooners te zijn, maar hoewel we op verschillende plekken de kenmerkende huisjes op palen zien, lijken die net als op de andere Genootschapseilanden allemaal leeg. We waren er helemaal klaar voor maar zien nul modellen van stijgers afduiken. Geen roodverbrande spierbundels of vrouwen in kleurrijke kaftans. Geen af-en-aanvliegende helikopters. Misschien is het niet het juiste seizoen; het is hier per slot van rekening ‘winter’. Maar idyllisch is het ook niet bepaald; het is meer alsof het toerisme een paar lelijke littekens heeft achtergelaten in het verder zo prachtige eiland, in de vorm van talloze zwarte-parel-juweliers en in vervalgeraakte palenhuisjes. Ik vraag me af hoeveel de lokale bevolking profiteert van het toerisme, of dat ze alleen met de resten blijven zitten. Dat ook hier weer gastvrije, vrolijke mensen wonen blijkt tijdens een wandeling die we maken naar een uitkijkpunt met twee kanonnen uit de Tweede Wereldoorlog. Het gaat vrij stijl omhoog en als we net aan de terugweg beginnen zien we drie jongens in sportkleding de berg op hardlopen, gewoon over de losse rotsen alsof het niks is. Ze lopen alle drie met één of twee ronde bollen onder hun arm en als ze dichterbij zijn stopt de laatste om er een in onze handen te drukken. Een pomelo! Blijkbaar onderweg geplukt. Hij roept met een brede glimlach dat ze ‘very tasty’ zijn terwijl hij alweer achter z’n vrienden aan sprint. Maruru! Kun je je voorstellen dat een jogger in Utrecht je een appel in je handen drukt?

 

Op Bora Bora zijn we welgeteld twee nachten; we zijn er vooral om uit te klaren en op tijd weer te vertrekken voor de harde wind die eraan komt en varen snel door naar Maupiha’a. Maupiha’a is in tegenstelling tot de andere Genootschapseilanden waar we kwamen geen eiland maar een atol, zoals de Tuamotus. Hoewel het voor ons op een dag varen van Bora Bora ligt, is het één van de meest afgelegen plekken waar we tot nu toe gekomen zijn. De laatste keer dat er een bevoorradingsschip kwam is bijna drie jaar geleden en de negen mensen die hier wonen, leven van vis, kokoskrab, kokosnoot en donaties van passerende zeilers. Op één na: Opupu. Als we langs zijn huis wandelen laat hij alles graag zien: in houten bakken zoals die ooit ook op ons balkon stonden, heeft hij rijtjes tomaten, sla, komkommer, aubergine en nog veel meer geplant. De aarde en zaden heeft hij uit Tahiti laten komen. Verderop staat een flink vetgemest varken en hij heeft kippen voor eieren. Vissen doet hij ook. En hij schijnt ergens ook ‘rookwaar’ te verbouwen. Hij moet wel elke dag vroeg op staan om in dit gevarieerde dieet te voorzien. Het dichtsbij onze boot woont Hina; een stuk minder actief dan Opupu maar wel heel gastvrij. Elke middag verzamelen er wel een paar zeilers bij Hina, die graag met ons schaakt terwijl ze haar zelfgestookte drank drinkt.

 

Al met al lijken de negen mensen op het eiland bijzonder content, en wij doen daar graag aan mee. Het leven voor anker in het atol is heel vrij; er is weinig, maar we hoeven ook weinig. We stoken kampvuurtjes, spelen een potje jeu de boules met kokosnoten, of zoeken schelpen. En we wingfoilen op de harde wind, wat echt voelt als buitenspelen. Als je halve meter boven het oppervlak door het water schiet, heeft wingfoilen het uitgelaten gevoel van met je skeelers van een bergje af, of een potje Hollandsche Leeuwen in een weiland. In de tussentijd blijft de wind razen en liggen we al bijna twee weken ‘verwaaid’ op Maupiha’a. We vinden het helemaal niet erg als dat nog een paar dagen duurt.