Down under

Wij zijn terug in Nederland; het gezellige, gehaaste, overvolle, efficiënte, groene, platte, frisse, nuchtere Nederland, met alle mensen die we zo hebben gemist. Daardoor heeft het lang geduurd voordat ik er klaar voor was om dit bericht – het één na laatste – te schrijven. Het laatste, over onze terugreis en thuiskomst, staat al in de steigers om volgende week online te zetten.

 

Terwijl we van links naar rechts gesmeten worden, praat ik Björn moed in en probeer zelf niet te denken aan de schade die we zouden kunnen maken, wetende dat omdraaien geen optie is. Dit keer niet omdat we een spannende tocht op zee hebben, maar omdat we een rotspad proberen te bedwingen met onze offroad camper. Om ontwenningsverschijnselen van de natuurpracht in Nieuw Zeeland te voorkomen, beginnen we ons avontuur in Australië met twee weken in het schitterende Tasmanië, waar je op de mooiste plekjes kunt komen – als je tegen hobbelpaden kan.

 

Tasmanië is ongeveer zo groot als Nederland en België samen en heeft zoveel inwoners als Den Haag. Zo’n 40% van het land is natuurreservaat en er zijn veel plekken waar je vrij mag kamperen. Er zijn óók veel plekken waar je heerlijk op z’n Australisch op een veld kan staan met een openbare bbq, maar daar sluiten we de eerste paar dagen onze ogen voor, want we hebben niet voor niets een beest van een camper gehuurd. De Mitsubishi Triton is een 4×4 pickup – of ‘ute’, zoals ze dat hier noemen – met een campergedeelte op de laadbak en over de bestuurderscabine. Sirena kan er qua efficiënt ruimtegebruik nog van leren: er is een zitje met uitschuiftafel, een keuken, koelkast met vriezer, wc en zelfs een douche, en een ruim bed in de ruimte boven de cabine dat je ‘s ochtends niet eerst hoeft weg te werken. En dat allemaal in een auto die op een gewone parkeerplaats past.

 

We sjezen het hele eiland rond in ‘Koning Triton’ en zien allemaal dieren die je buiten Australië niet tegenkomt: mierenegels, wallaby’s, pademelons, een vogelbekdier en we horen tijdens een avondwandeling zelfs een tasmaanse duivel. Sidenote: ons woord voor platypus is belachelijk; de Duitsers noemen het dier in ieder geval nog gewoon een snaveldier (schnabeltier) – denk daar maar eens over na. Het leukste dier vinden we toch weer een vogeltje: de ornaatefljes, kleine bolletjes met knalblauw koppie die, als we in het bos kamperen, de hele tijd nieuwsgierig om ons heen hupsen. Tijd om te accepteren dat we vogelaars geworden zijn.

 

Na twee weken is het tijd om de bewoonde wereld weer in te trekken. Aan ‘cultuur’ ontbrak het op onze reis sowieso niet; we zijn onderweg van de ene onbekende wereld in de andere gestapt. Een dorpsfeest in Spanje, de aluguers in Kaapverdië, de beats in de bussen in de Carieb, de gastvrijheid in Colombia, kerstmis in de chichahut in Gunayala, het afgezonderde leven op Maupihaa en de kava-ceremonies in Fiji; om nog maar te zwijgen van alle verschillende keukens en bijzondere gerechten. Mensen vragen ons vaak wat ‘het meest bijzondere’ is wat we hebben beleefd op reis. Het is onmogelijk één ontmoeting, voorval of plek te kiezen, maar het zijn beslist de bijzondere ontmoetingen en culturele verschillen die ons het meest bij zullen blijven; veel meer dan de handvol spannende zeilmomenten die we hebben beleefd en ook meer dan de adembenemende landschappen waarin we ons anker mochten laten vallen.

 

Maar in Australië hebben we aan een iets ‘traditionelere’ manier van cultuursnuiven gedaan. Na Tasmanië trokken we naar Melbourne en Sydney, waar we elk ongeveer een week bleven. Menig ‘westerse’ kunstvorm heeft de revue gepasseerd. We bezochten musea voor beeldende kunst en voor bewegend beeld. We maakten wandelingen langs architectonische hoogstandjes en kregen een tour door het neo-klassieke gemeentehuis van Melbourne van een enthousiaste pensionado. We waren bij maar liefst twee comedynights, inclusief muziek, spoken word en zelfs een beetje burlesque. We luisterden in de open lucht naar een symfonieorkest-concert. En we zijn naar de opera geweest in het Sydney Operahouse.

 

Het was fantastisch om onszelf weer eens onder te dompelen in stadsleven, niet in de laatste plaats omdat het gepaard ging met geweldig Vietnamees, Maleisisch, Koreaans, Chinees, Mexicaans, Baskisch, Frans, Italiaans en Australisch eten. En in Sydney zijn we voor een ‘quintessential Sydney activity’ gelopen van Coogee Beach naar Bondi Beach waar we ons hebben vergaapt aan de surfers en alle afgetrainde lichamen in niemendalletjes. Maar het was ook fijn om de steden te verkennen buiten de highlights; lekker over een markt slenteren, een onbekende buurt inlopen of een veerpont nemen naar maakt-niet-uit-waarheen. Toch keken we na twee weken sightseeing reikhalzend uit naar een warm weerzien en vaste thuisbasis bij mijn oom en tante.

 

Mijn oom en tante wonen in een landelijke buitenwijk van Brisbane – je word ‘s ochtends wakker gekwetterd door de kaketoes en de honingeters. Er groeien citrusvruchten, granaatappels, de állerlekkerste bananen en allerlei groenten en kruiden in de tuin en elke avond eten we een (vaak Indonesisch) feestmaal. Liefkozend ‘Karana Downs Resort’ gedoopt, is hun huis een oase van rust na het geweld van de stad. Niet in de laatste plaats omdat we enigszins aan huis gekluisterd zijn door de dreiging van ‘TC Alfred’… Een groot deel van de voorbereiding van een wereldomzeiling gaat zitten in leren hoe je stormen ontwijkt. Goed leren navigeren, weerkaarten kunnen interpreteren, stormverhalen van andere zeilers lezen – alles om te weten wat je moet doen om niet in het oog van de storm te geraken. Maar de belangrijkste les die we geleerd hebben om een orkaan te ontwijken is: niet bij je oom en tante in Brisbane gaan logeren. Tropical Cycloon (orkaan) Alfred raasde met rasse schreden recht op ons af en de prognose was dat ie als categorie 4 de kust zou bereiken. Heel Brisbane sjorde z’n tuinmeubels vast, liet z’n badkuip vollopen met nood-water en deed nieuwe batterijen in de radio voor de noodzender. Hoewel het huis een eindje in het binnenland staat en de ergste wind bij ons dus mee zou vallen, maakten wij ons op voor flinke overstromingen en stroomuitval, waar dit gebied sowieso gevoelig voor is. Na een paar gespannen dagen zwakte Alfred gelukkig af tot een tropische storm en viel het uiteindelijk mee, hoewel hij aan de kust aardig heeft huisgehouden en m’n oom en zijn collega’s van de buurtreddingsbrigade verschillende keren moesten uitrukken om bomen van de weg te zagen en mensen met weggewaaide daken te helpen.

 

Deze laatste twee weken bij mijn oom en tante waren een ontzettend fijne generale repetitie voor het warme bad waar we in Nederland weer in terecht zouden komen. We hebben ons ongelooflijk welkom en thuis gevoeld en het was ook goed om even te wennen aan ons voorland door m’n tante vaak druk aan het werk te zien achter haar computer. Maar na al het reizen – vooral het vele reizen zonder Sirena de laatste weken – het hebben we erg veel zin in alles wat in Nederland op ons wacht. Van lieve mensen en werk tot OV-fietsen en bij de deur bezorgde boodschappen, we staan te popelen. Maar eerst nog even de reis in stijl afmaken: per boot!